Over de fret

De fret is een roofdier, en dus geen knaagdier zoals vele mensen denken. De Latijnse naam is Mustela Putorius Furo. Deze naam geeft gelijk de familietrekjes van een fret aan. Het eerste deel zegt in welke familie de fret ondergebracht is – Mustela, de familie der marterachtigen. Hiertoe behoren ook wezels, marters en de bunzing. Putorius is de tweede naam van de bunzing en dit geeft de verwantschap aan die de fret hiermee heeft. Furo is de specifieke benaming voor de fret. Om kort te gaan, de fret stamt af van de bunzing.

Fretten werden oorspronkelijk gehouden om huis en haard van ongedierte vrij te houden en om mee te jagen. De kat heeft de fret verdrongen bij de jacht op muizen en ratten, maar voor de jacht op konijnen wordt hij nog (sporadisch) gebruikt. Het is bij deze jacht niet de bedoeling dat de fret daadwerkelijk konijnen vangt, hij moet ze alleen het hol uit jagen terwijl de jagers buiten klaar staan om ze op te vangen.

De fret is al heel lang gedomesticeerd. Een fret is echt een dier dat altijd al een huisdier is geweest, er bestaat geen verre voorouder van de fret die in het wild leefde. De fret is daarom niet in staat zichzelf in leven te houden. Hij heeft niet leren jagen. Een fret is soms wel in staat om een klein zoogdier of vogeltje te vangen en op te eten, maar dit is onvoldoende om in leven te blijven.

De fret heeft in de loop der eeuwen het echte jagen verleerd en kan dus niet terug de natuur in. Een fret mag daarom nooit zomaar vrijgelaten worden. Breng hem naar de opvang of naar een dierenasiel als u er echt niet meer voor kunt zorgen. Vindt u een fret, neem hem dan mee naar huis en bel een van de op deze website vermelde frettenopvang of laat de dierenambulance hem ophalen. Zij zorgen dat de fret goed terecht komt.

Is er twijfel of het gevonden diertje een fret of een andere marterachtige is, kijk dan naar de volgende kenmerken:

Het gaat zeker om een fret als deze een van de volgende kleuren heeft:

  • Wit met rode ogen (albino) heeft (eerste foto)
  • Crèmekleurig met lichte aftekening (sandy; tweede foto).
  • Bruine vacht met een lichte ondervacht en een masker van bruin met wit (wildkleur; vierde foto).

Verder zijn er nog vele kleurschakeringen van licht naar donkerbruin, ook zijn er langharige fretten (angora; derde foto).

Fret of bunzing? 

Omdat de fret een afstammeling van de bunzing is, is het soms moeilijk om bij sommige vachtkleuren de fret en de bunzing uit elkaar te houden. Bij een marterachtige met de kleur donker-bruin en donker-beige masker en een wit neusje en een donker bruine vacht: Dit kan een fret, maar ook een bunzing zijn.

De bunzing komt alleen in deze wildkleur voor. De fret op de vierde foto is een lichte wildkleur.

Om bij deze kleur onderscheid te maken moet je naar het gedrag kijken. Is het beestje mensgericht, dan zal het naar alle waarschijnlijkheid een fret zijn. Maar is hij schuw en teruggetrokken dan kan het ook een bunzing zijn. Je kunt dan kijken hoe hij met prooi omgaat. Een bunzing gaat daar in de meeste gevallen veel feller mee om dan de fret. Soms is het diertje een kruising van een fret en een marter en spreekt men van een frunzing. Ook deze dieren leven niet in het wild en kunnen in de meeste gevallen niet voorzien in hun eigen levensonderhoud.

De bunzing

foto: https://marterstichting.nl

De bunzing (Mustela putorius) is te herkennen aan zijn donkere koptekening, met een donker masker rond zijn ogen. Hij is ongeveer even groot als een steenmarter, iets kleiner dan een huiskat.

Hij leeft in de nabijheid van water, vaak in kleinschalig agrarisch cultuurlandschap en woont in een hol in ruigtes, bossages en houtwallen. De bunzing jaagt behendig op voornamelijk knaagdieren, kikkers, insecten en vogels, maar is ook een konijn de baas. 

Hij jaagt voornamelijk ’s nachts met behulp van zijn uitstekende oren en neus. 
Er zijn geen nauwkeurige gegeven bekend over het aantal bunzingen in Nederland, omdat de bunzing voornamelijk ’s nachts actief is. Er zijn weinig zichtwaarnemingen. Hij komt wel in vrijwel het gehele land voor, zij het in afnemende aantallen.
De bunzing is pas sinds 1991 beschermd en valt in de Flora en Faunawet in tabel 1, hetgeen hem slecht een matige bescherming oplevert. Beter inzicht in het feitelijke aantal dieren zou hem waarschijnlijk een plaats in tabel 3 opleveren, met een daarbij horende veel betere bescherming.
Een herstel van hagen en houtwallen in het agrarisch cultuurlandschap, zoals het VNC voorstaat, zal de bunzingpopulatie geen windeieren leggen.

In het voorjaar worden bunzingpups nog wel eens gevonden. Het is voor mensen die niet veel ervaring hebben met de marterachtigen soms moeilijk om  onderscheid te maken tussen een frettenpup en een bunzing pup. De geur van een bunzing is duidelijk veel sterker en het gedrag is ook veel meer schuw. Als de pups er nog gezond uitzien laat ze dan met rust of verplaats ze indien ze te dicht bij een weg zitten. De ouders halen ze later weer op.

De boommarter

foto: https://marterstichting.nl

De boommarter, (Martes martes) is een fraaie roodbruine marter met een roomgele keelvlek. Hij lijkt erg op een steenmarter, die een witte keelvlek heeft en wat kleinere oren. De boommarter heeft gele randen langs de oren en is ongeveer zo groot als een (slanke) huiskat.

De boommarter beweegt zich uiterst behendig in bomen, klimmend en springend van tak naar tak en weet zo zelfs een eekhoorn te vangen. Verder leven boommarters van muizen, vogels, eieren en insecten. In de nazomer eten ze ook bessen en paddenstoelen. De boommarter is vanaf de schemering actief en leeft solitair.

De  boommarter leeft voornamelijk in bossen. In Nederland komt hij voornamelijk voor op de Veluwe. Naar schatting leven er nog maar ongeveer 350 boommarters in Nederland. De soort staat op de Rode lijst vermeld als kwetsbare soort.

De steenmarter

foto: https://marterstichting.nl

De steenmarter (Martes foina) heeft en bruine vacht en een witte keelvlek. Hij lijkt erg op een boommarter, vooral jonge dieren zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. De steenmarter is ongeveer net zo groot als een huiskat. Hij komt veel voor in de nabijheid van mensen en betrekken daar zolders, loze ruimtes tussen plafonds, schuren of stallen. Vroeger leefde hij vooral in kleinschalige agrarische gebieden, tegenwoordig ook in stedelijke gebieden. Hij is een zogenaamde ‘cultuurvolger’. 

Steenmarters zijn tussen de schering en zonsopgang actief, overdag slapen ze.

Door intensivering van de landbouw, jacht en verkeer heeft de steenmarterpopulatie zwaar te lijden gehad. In Noord Nederland was de steenmarter in de jaren zeventig van de vorige eeuw praktisch verdwenen, de laatste jaren nemen hun aantallen weer toe, met name in Oost Nederland.
De steenmarter is net als alle andere marterachtigen streng beschermd.

De otter

foto: https://marterstichting.nl

De otter (Lutra lutra) heeft een lang gestroomlijnd lichaam, goed aangepast aan het leven in het water. De otter is het grootst van de marterachtigen in Nederland, een mannetje kan wel 10 kg wegen. Otters hebben zwemvliezen en een ovaal afgeplatte staart, die ze tijdens het zwemmen als roer gebruiken. 

Otters leven voornamelijk van vis, maar vangen ook o.a. watervogels, ratten en insecten. Ze zijn voornamelijk ’s nachts actief en leven solitair.

In de tweede helft van de jaren tachtig luidde Das&Boom de noodklok over het aanstaande uitsterven van de otter. Deze inzichten werden niet gedeeld door andere organisaties, die zich met de otter bezig hielden. Twee jaar later echter moest de minister de Tweede Kamer uitleggen, waarom er pas een beschermingsplan kwam voor de otter, nadat die was uitgestorven. De laatste Nederlandse otter werd in 1988 in Friesland doodgereden. Watervervuiling, jacht en de toenemende verkeersdruk is hem noodlottig geworden.

In 2002 zijn er voor het eerst weer een aantal otters uitgezet in de Weerribben in Overijssel. De otter is in Nederland streng beschermd en staat in de Flora en faunawet in tabel drie, net als de das.

De wezel

foto: https://marterstichting.nl

De wezel (Mustela nivalis) is een stuk kleiner dan zijn familieleden, hij is zelfs het kleinste roofdier van Europa. Een vrouwtjeswezel weegt minimaal 40 gram, minder als een veldmuis. Mannetjes zijn vaak twee keer zo zwaar. Ondanks zijn afmetingen is een wezel is een jager van formaat. Zo’n klein  wezeltje weet zelfs een konijn te vangen. 

Zijn menu bestaat verder voornamelijk uit knaagdieren, insecten, vogels en kikkers. Die bejaagt hij ’s nachts èn overdag, waarbij hij voornamelijk gebruik maakt van zijn uitstekende reukvermogen. Overdag staan ze regelmatig op hun achterpoten de omgeving te verkennen.

De wezel heeft een roodbruine rug en een witte buik en bef. De scheiding tussen wit en bruin verloopt rafelig, dit in tegenstelling tussen de ongeveer gelijk gekleurde hermelijn, die een rechte afscheiding heeft. De staart is korter dan die van de hermelijn en geheel bruin.

Wezels komen in heel Nederland voor en voelen zich thuis in ongeveer hetzelfde biotoop dan de bunzing. De wezelpopulatie heeft veel te lijden van aantasting van hun leefgebied, intensivering van de landbouw en verkeer. De wezel zou net als de andere marterachtigen zeer gebaat zijn bij een herstel van kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen en hagen. Sinds 1987 is de wezel beschermd. Voor de nieuw vast te stellen ‘Rode lijst’ wordt de wezel, net als de hermelijn, door het VZZ voorgedragen voor de categorie ‘gevoelig’.

De Hermelijn

foto: https://marterstichting.nl

De hermelijn (Mustela erminea) lijkt op een wezel maar is duidelijk groter. De scheiding tussen de lichte buik en de bruine rug loopt recht en niet rafelig, zoals bij de wezel. De hermelijn heeft een langere staart met een zwart puntje. In de winter kunnen hermelijnen helemaal wit worden, maar een Nederland is het daarvoor niet koud genoeg.

Nest als de wezel kan ook de hermelijn prooidieren de baas, die groter zijn dan hijzelf, zoals konijnen en hazen.

Hermelijnen zijn overdag en ‘s nacht actief. De hermelijn woont in zeer verschillende gebieden, van polders tot bosgebieden. In vergelijking met de wezel houdt de hermelijn meer van vochtiger terrein. 

De hermelijn wordt net als de andere marterachtige in Nederland bedreigd door de aantasting van zijn leefgebied, de toenemende verkeersdruk en het gebrek aan schuilmogelijkheden.

De nerts

Europese nerts
Amerikaanse nerts

De enige in het wild nog levende nerts is de Europese nerts die niet veel voor komt en op de lijst van beschermde diersoorten staat.

Zijn vacht is donker bruin en een witte tekening op de bovenlip en kin De meeste bekende nerts is de Amerikaanse nerts en  komt in Nederland niet in het wild voor. Ze worden wel in Nederland gefokt voor hun bont en kunnen niet zorgen voor hun eigen levensonderhoud.
De nerts is donker bruin, lichtbruin, albino, grijs of zilvergrijs. Ze zijn helemaal egaal van kleur en hebben geen specifieke aftekening.

Officiële adressen voor de opvang van de wilde marterachtigen in Nederland

Vogel- en Zoogdierenopvang De Toevlucht
Bijlmerweide 1
1103 RR Amsterdam ZO
Tel: 020-6001144
Vogel- en Zoogdierenopvang De Toevlucht


 

 

 

 

 

 

Stichting Opvang Noach

Toon en Petra Lesterade

Aaltensweg 21a
7025 CJ Halle
Tel: 0314-390027
Stichting Opvang Noach

 


De Bonte Piet
Broerdijk 32A
1679 GK Midwoud
Tel: 0229-591856
De Bonte Piet

Wildopvangcentra Nederland